Door de jaren heen hebben flipperkasten en gokkasten een soort concurrentiestrijd gevoerd. Beide automaten staan op vergelijkbare plekken, trekken de aandacht met licht en geluid en hebben vaak bekende films als thema. Tijd om wat meer te weten te komen over flipperkasten, dacht Maarten en hij ging een gesprek aan met de woordvoerder van de Nederlandse Flipper Vereniging, de grootste flippervereniging ter wereld. Behalve woordvoerder is Jim Jansen ook hoofdredacteur van New Scientist en schreef hij het boek No Balls No Glory: twintig jaar pinball in de polder. Een echte autoriteit op het gebied van flipperkasten, dus.
Het was ergens eind jaren zeventig, ik was een jaar of tien en ik was met mijn drie broers en ouders op vakantie op Texel. Daar zag ik voor het eerst een flipperkast, de Charlie’s Angels. Ik gooide er een kwartje in, en was meteen verkocht. Ik heb bijna mijn hele leven geflipperd, ik ben nu 52, en in 1996 werd ik lid van de NFV. Omdat ik zelf journalist was, ben ik al vrij snel de woordvoering gaan doen. Dat doe ik anno 2023 nog steeds.
We hebben ons ten doel gesteld het flippererfgoed te behouden en doen dat louter met vrijwilligers. Zoals ik voor de media verantwoordelijk ben, is er iemand voor de wedstrijden, voor het clubhuis, ons kwartaalblad en ga zo maar door. In het clubhuis staat onze eigen collectie met meer dan 120 flipperkasten, van de oude mechanische tot de nieuwste van Stern Pinball.
De eerste flipperkast met flippers was Humpty Dumpty uit 1948. Die hebben we helaas niet, maar hij bestaat nog wel. We hebben de The Addams Family in ons bezit, de best verkochte machine ooit. En nog heel veel andere kasten. Online staat een lijst met de meer dan 100 kasten die we hebben.
Voordat die flippers er waren, was de ouderwetse flipperkast een plank met spijkers waar je de bal achter moest schieten. Die spijkers heten ‘pins’ in het Engels en daar komt dus de Engelse naam vandaan.
Voordat die flippers er waren, was de ouderwetse flipperkast een plank met spijkers waar je de bal achter moest schieten. Die spijkers heten ‘pins’ in het Engels en daar komt dus de Engelse naam vandaan.
We organiseren het DPO (Dutch Pinball Open, red.) al meer dan 25 jaar, en met een uitzondering daargelaten, een vrouw uit Duitsland en een man uit Denemarken, hebben we meestal Nederlandse winnaars. Zoals bijvoorbeeld Roy Wills, Taco Wouters en de helaas veel te vroeg overleden oud-organisator Albert Nomden. En flipperen tijdens een wedstrijd is anders dan flipperen in het café, dat komt omdat er veel mensen naar je kijken, de machines tilt gevoelig zijn afgesteld en je toch meer gaat nadenken dan normaal.
Er worden ongekend veel wedstrijden georganiseerd. Van een klein dingetje in een kroeg met een meter bier voor de winnaar tot een heus wereldkampioenschap. En alles wat daartussen ligt. In Nederland organiseren we één keer per jaar dus het Dutch Pinball Open. Je speelt in een reguliere wedstrijd tien partijen tegen steeds een andere tegenstander en als je wint krijg je een punt. De beste 64 spelers gaan door en middels een afvalsysteem komen er mensen in de finale en wordt de winnaar bekend. Als je kans wilt maken, moet je in de eerste plaats weten wat je moet doen, behalve de bal binnen houden. Daarnaast moet je kastenkennis hebben, in goede conditie zijn en tegen stress kunnen. Als je deze eigenschappen bezit, kan je ver komen. De meeste winnaars zijn lid bij ons, maar af en toe zit er een buitenlandse winnaar tussen.
Dus één keer per jaar het NK, en daarnaast veel regionale wedstrijden. Het flipperen wordt steeds populairder en er zijn veel particuliere initiatieven, bijvoorbeeld in Amersfoort en Eindhoven waar je je kan inschrijven voor toernooien.
Nee, dat herken ik niet. Ik heb er zelf niks mee en ik heb ook niet gemerkt dat fruitautomaten en dus hiermee gokken nu populairder is geworden onder onze leden.
De vereniging bestond 20 jaar en ik was schrijver. Een en een is drie. Het was erg leuk om te doen, zeker met fotograaf Danny Schwarz. Het idee achter het boek was om de diversiteit van de vereniging in beeld te brengen. Dus niet alleen de beste spelers, maar mensen van Gerrit Zalm tot mijn vrouw, Claudine Jansen. Wat bindt is de liefde voor het spelletje. Zelf speel ik al meer dan dertig jaar meer dan een keer per week.