Henri is bijna veertig en een héél bijzondere man. Niet zozeer vanwege zijn leeftijd, zeker niet speciaal, aan de andere kant wel, want in zijn hoofd is Henri nog een kind. Hij heeft dan ook allerlei afkortingen, van ADD tot ADHD, tot PDD-NOS, het hele totaalpakket zeg maar. Daar schermt hij ook mee, bij wijze van spreken al in een eerste ontmoeting. En Henri gokt, o ja, hij gokt. Niet op het internet, want dat vind Henri niet echt. ‘Dan zit je achter een schermpje, dan voel ik geen knaken en dan is het ongezellig.’ Henri koppelt in zijn hoofd wel gokken aan gezelligheid. Ook aan gelukkig zijn, want stiekem denk ik dat dat is waar Henri naar op zoek is. Maar goed, psychiater of psycholoog ben ik niet, alhoewel misschien een beetje ‘van de koude grond.’ En ik heb inmiddels honderden gokverslaafden gesproken en enige mensenkennis.
Al zijn afkortingen (afko’s, brr, als taalnazi haat ik deze term en ik zie of hoor ‘m veel te vaak) maken Henri bijzonder kwetsbaar. In eigenlijk zijn hele leven, zeker als je hem vertellen hoort. Heel vaak komt hij in bijzondere sociale situaties terecht en vaak ook in de problemen. Zo krijgt hij regelmatig boetes van de NS, omdat hij bij extreme drukte in de trein, kiest voor de logische oplossing. ‘Ja Feite, toen ging ik in de eerste klas zitten, want daar was het gewoon veel rustiger en dan val ik niemand lastig.’ Klopt als een bus, volkomen logisch, maar de conducteur van dienst ging helaas even niet mee met deze redenering. Dokken werd het dus. Henri begrijpt dat oprecht niet en ergens geef ik hem volkomen gelijk.
Henri woont begeleid. Dat wil zeggen, in een ‘instelling.’ Ik haat dat woord, het is een sticker zijn voorhoofd, maar wel een feit. Henri weet dat zelf ook, want is zeker niet ‘op z’n achterhoofd gevallen.’ Hij heeft veel vrijheden, reist veel, bijvoorbeeld naar Amsterdam en bezoekt daar dan bijvoorbeeld ‘de Wallen.’ Maar ook soms een museum, want Van Gogh is zijn grote voorbeeld. Henri is ook in staat deze twee bezoeken in één extreem lange zin met héél veel komma’s aan me te vertellen. Ook vertelt Henri dit alles bijzonder openhartig. Om de -ongeveer- vijf minuten noemt hij ook ‘druk in zijn hoofd te zijn.’
Echt rustig wordt Henri van het zitten achter een gokkast, vertelt hij. ‘Dan draaien de rollen, dan focus ik me op de lampjes en dan is er even helemaal niets.’ Toen voelde ik een diepe verbondenheid met Henri, want deze werking hadden kasten en roulettetafels destijds óók op mij. Wel of geen afko’s, wel of niet een IQ van 80 of 130, het maakt allemaal geen moer uit, dacht ik. Niet dat ik een IQ van 130 heb, maar bij wijze van spreken dan.
Henri’s levensverhaal is er één van tegenslagen en verdriet. Gescheiden ouders op jonge leeftijd, z’n moeder veel te jong overleden en met z’n vader geen contact meer. Van de ene instelling naar de andere, want soms te slim, dan weer ‘niet goed genoeg’, kan wel zelfstandig wonen volgens de één, maar volgens de ander niet. De AGOG groep werkte voor hem niet, omdat er teveel mensen tegelijk waren, hij zich naar eigen zeggen niet kon concentreren en hij verdrietig werd van de verhalen die hij er hoorde en dan zelfs juist wilde gaan gokken. Daarom komt Henri af en toe sparren. Eén op één. Hij vindt dat fijn, en ik trouwens ook.
Vandaag hebben we samen getekend, omdat hij daar zin in had. Ik was bijna vergeten hoe leuk tekenen was. Dat heb ik dan weer van Henri geleerd. Trots lieten we onze tekeningen aan elkaar zien. Met viltstift gemaakt. En bij het tekenen met viltstift had Henri de dop van de stift in zijn mond. ‘Dan kan ik me beter concentreren’ zei Henri. Ik probeerde het ook en inderdaad, hij had gelijk.