De Gokprobleem Ernstindex (officieel Problem Gambling Severity Index – PGSI) is een wereldwijd gebruikte standaardtest. Dit zou risicogedrag bij probleemgedrag bij gokkers moeten herkennen. Het is een hulpmiddel ontwikkelt op basis van onderzoek naar veel voorkomende tekenen en gevolgen van problematisch gokken.
Het wordt vooral gebruikt door hulpverleners. Ze beoordelen een klant ermee, en gebruiken de uitkomst om te beslissen hoe ze verder moeten gaan met een behandeling.
De Problem Gambling Severity Index, wij zullen het verder Gokprobleem Ernstindex noemen, bestaat uit negen vragen. Die zijn gehaald uit vragen van de Canadian Problem Gambling Inventory (CPGI), een ander psychometrisch instrument. Die Canadese test bestaat uit 18 vragen, hoewel er ook onderzoekers zijn die een uitgebreidere lijst vragen hanteren.
Grootste probleem van de beide vragenlijsten is dat de deelnemers zichzelf een score moeten geven. Daar hebben al meerdere wetenschappers onderzoek naar gedaan. Meestal luidt de conclusie dat zelfrapportage kan werken, maar niet bij het evalueren van gokgedrag. Er wordt dan ook regelmatig geroepen om verbetering van de beide vragenlijsten.
De PGSI-lijsten vraagt deelnemers om hun gokgedrag van de afgelopen 12 maanden zelf te beoordelen door zichzelf te scoren op negen vragen. De antwoordmogelijkheden krijgen de volgende scores:
• nooit (score: 0)
• zelden (score: 1)
• soms (score: 1)
• vaak (score: 2)
• altijd (score: 3)
De eindscore bepaalt of iemand geen probleem-gokker is, een gokker met een laag risico, een gokker met een matig risico, of een probleem gokker.
Op die wijze van waardering (scorering) is ook kritiek. Vooral bij deelnemers met een laag of gering risico blijkt er een enorme wereld achter de antwoorden te liggen. Onjuiste beoordelingen liggen daarbij op de loer.
Achter de antwoorden ligt dus een hele beleving. De vragen en daardoor de antwoorden bevatten dubbelzinnigheden en kunnen daardoor tot verkeerde interpretaties leiden. Dat maakt het moeilijk om een zorgvuldige beoordeling te maken over problematisch gokgedrag.
Spijt en schuldgevoel van de deelnemer leiden al tot oneerlijke antwoorden. Maar ook gebeurtenissen sturen de antwoorden. Bijvoorbeeld wanneer iemand werd uit gelachen bij het kopen van loten. Andere problemen bij het beantwoorden blijken te kunnen ontstaan door taalproblemen, geheugenproblemen of slechts gedeeltelijke beantwoording van een vraag.
Zoals gezegd zijn er al hulpverleners die de vragenlijst hebben uitgebreid naar eigen inzicht. Zij vinden de definitie van problematisch gokken in de Gokprobleem Ernstindex te specifiek en de vragen te beperkend. Tegenwoordig zijn de meningen onder onderzoekers en hulpverleners bovendien sterk verdeeld over de definitie.
Geleidelijk verlaten of vervangen hulpverleners de vragenlijst. Toch is het nog steeds een van de meeste gebruikte instrumenten om gokproblemen te meten bij algemeen publiek.
Onderzoekers van de Gokprobleem Ernstindex hebben meerdere adviezen voor hulpverleners die de PGSI gebruiken. De belangrijkste aanbeveling is de vragenlijst te combineren met een vraaggesprek. Daarbij kan de hulpverlener de waarneming van de deelnemers beoordelen. Daarbij gaat het om diens begrip van de vragen, de omgeving van het antwoord en dergelijke.
Uit onderzoek is gebleken dat gemiddeld minsten 25% van de deelnemers vragen niet had begrepen. En daardoor een niet ter zake doend antwoord gaf, wat bij multiple choice vragen niet is te controleren.
In andere onderzoek naar de werking van de Gokprobleem Ernstindex kwamen andere problemen naar voren. Bijvoorbeeld daar waar de vragen werden voorgelegd aan deelnemers met een bekend gokprobleem. Een groot deel van hen werd niet als zodanig herkend uit de score van de PGSI. En deelnemers die een score verkregen als probleem gokker, bleken bij een persoonlijk gesprek hooguit gokkers met een laag risico.
En zo is er meer evaluerend onderzoek naar de PGSI waarbij er soms grote verschillen bestaan tussen conclusie uit de scores en de bevindingen uit gesprekken met deelnemers..