In 2004 verscheen een onderzoek naar loterijen. De titel luidde ‘Loterij: verder dromen of belasting voor mensen die niet kunnen rekenen’. Er kwamen daarna veel meer onderzoeken naar loterijen en de mensen die eraan meedoen.
Maar in de Verenigde Staten noemt men loterijen sinds die tijd ‘vrijwillige belasting voor armen en laagopgeleiden’. Uit recent onderzoek blijkt dat de meeste loterij-tickets nog altijd vooral worden gekocht door mensen met lage inkomens.
De onderzoeken, zoals die uit 2004, belichten onder andere het lage rendement. Van elke ingelegde dollar of euro wordt ongeveer 0,50 cent uitgegeven aan prijzen. Het overige geld gaat naar ‘goede doelen’ en de staat (vandaar ‘vrijwillige belasting’).
Loterijen hebben daarmee de laagste uitbetaling van alle gokspellen. Bij de meeste online slot machines bijvoorbeeld, ligt het uitkeringspercentage of huisvoordeel op ongeveer 96%. Van elke ingelegde euro wordt dus 96 cent weer teruggegeven aan winnaars. En slechts 4 cent per euro gaat naar de overheid als kansspelbelasting en als bruto winst naar het casino om huur, personeel, onderhoud van het spel e.d. te betalen.
Dat mensen met een laag inkomen kiezen voor loterijen heeft meerdere redenen. Eén belangrijke reden zijn de kosten voor een ticket. Die worden door de aanbieders laag gehouden om zoveel mogelijk mensen te strikken. En met een lage prijs wordt ook de impulsaankoop aangewakkerd.
Het blijkt uit diverse onderzoeken dat mensen met lagere inkomens vaker kiezen voor bijvoorbeeld krasloten van 1 of 2 euro. Daarbij doet een deel een bewuste aankoop. Een ander deel geeft impulsief een paar euro uit voor een aantal krasloten bij het kopen van bijvoorbeeld sigaretten.
Een tweede reden is het financiële vermogen. Mensen met een laag inkomen beschouwen hun eigen vermogen als lager dan gemiddeld. In de voordelige deelname aan een loterij zien ze een mogelijkheid eigen vermogen te krijgen. Terwijl ze tegelijkertijd weten dat de kans om te winnen klein is.
Want ze schrikken als de onderzoekers vragen de totaal in een jaar uitgegeven bedragen op te tellen. Als ze dat bedrag zien geven velen aan dát niet in te willen zetten bij loterijen.
Bovendien begrijpen de meeste mensen wel dat als er bij een loterij duizenden mensen meedoen, dat de kans klein is dat ze de hoofdprijs winnen.
Zoals we vaker aangaven bij berichten over onderzoek moet je rekening houden met landelijke verschillen. En dan is het jammer dat veel onderzoek naar loterijen in Engelstalige landen is uitgevoerd en niet of nauwelijks in Nederland en omringende landen. Hoewel in Duitsland wel meerdere loterij-onderzoekers actief zijn.
Bevindingen over gedrag bij de aankoop van krasloten zal wellicht per land niet veel verschillen. Bij andere en duurdere loterijen, spelen landelijke verschillen wel een rol. Daarbij gaat het om hoogte van de prijs, hoeveelheid prijzen, inkomensverschillen, armoedegrenzen, cultuur van omgaan met geld etc. Maar ondanks die verschillen blijkt dan dat loterijen vooral een grotere aantrekkingskracht hebben op mensen met lagere inkomens.
Het maakt verschil of er een grote prijs te winnen is of meerdere kleine. Bij dat laatste heeft, zelfs iemand die niet kan rekenen, het idee dat de kans groter is iets te winnen. In Nederland zullen bij de extreem veel kleine prijzen van bijvoorbeeld de Postcodeloterij winnaars blij zijn als ze iets winnen.
Dat hun winst slechts een fractie van hun inleg vertegenwoordigt, vergoelijken ze wellicht met het idee van het ‘goede doel’. En vergeten ze, als ze het al weten, dat het merendeel van de kleine prijzen geheel of gedeeltelijk wordt betaald door sponsors en adverteerders.
De inkomens- en vermogensverschillen in een land blijken mede de uitkomsten van onderzoek te bepalen. Daarom is het jammer dat er niet meer onderzoek in Nederland wordt gedaan. Uit onderzoeken in de Verenigde Staten blijkt bijvoorbeeld dat mensen met een inkomen minder dan 13.000 dollar 5% daarvan uitgeven aan loterijen.
Duitse onderzoekers wijzen er wel op dat in meerdere landen zo’n laag inkomen wordt aangevuld met toeslagen. En die verschillen enorm per land. Bijvoorbeeld in Nederland kan iemand met een bijstandsuitkering, door toeslagen en overige voorzieningen, netto hoger uitkomen dan werkenden. In Nederland zijn daarbij de verschillen overigens niet landelijk, maar gemeentelijk.
Mark Lutter, een van de Duitse onderzoekers, doet al lange tijd onderzoek naar winnaars van loterijen. In 2006 verscheen zijn boek ‘Winning a lottery brings no happiness’. Hij benoemt daarin alle gevolgen, zoals scheiding, zelfdoding, faillissementen en dergelijke. Na zijn boek bleef hij onderzoek doen rond loterijen.
Mark Hoekstra, een Amerikaanse onderzoeker, keek met zijn collega’s vooral naar faillissementen. Zij volgden bijna 2000 loterijwinnaars uit Florida. Die winnaars wonnen allemaal rond de 100.000 dollar (tussen 50 en 150 duizend).
Daarna concludeerden zij dat deze mensen een veel grotere kans hadden persoonlijk failliet te gaan dan winnaars van kleine bedragen. En de kans op een faillissement was volgens hen ongeveer twee keer groter dan bij niet-lotterijwinnaars.
Ze constateerden overigens dat het gewonnen bedrag bij vrijwel alle winnaars hoger lag dan de totale schulden. Opmerkelijk vonden ze het daarom dat de winnaars, in plaats van de schulden af te lossen, het geld uitgaven. Daardoor eindigden de meeste winnaars met hogere schulden dan voor het winnen van de loterij.
Financieel adviseurs zien ook dat er vaak verkeerde beslissingen worden genomen bij het ineens verkrijgen van veel geld. Een adviseur schat dat 35% van de winnaars van grote geldprijzen bij loterijen binnen enkele jaren failliet zijn gegaan.
Dat geldt waarschijnlijk meer voor de Verenigde Staten dan Nederland. Bij grote prijzen is er in Nederland meer begeleiding van winnaars dan in de Verenigde Staten.
Bovendien is er in Nederland een andere cultuur van geld uitgeven. Daarop wijst een van de onderzoekers naar de miljoenen verdienende basketbalspelers. Kort na het stoppen met spelen gaan de meeste van hen failliet of ze hebben ernstige financiële problemen.
Vooral Engelstalige media plaatsen regelmatig uitgebreide berichten rond winnaars van loterijen. Met evenveel gretigheid schrijven ze echter over de winnaars die in de problemen zijn gekomen door hun gewonnen vermogen. Het zijn vaak sensationele verhalen, waarover Mark Lutter in zijn boek wat genuanceerder is.
Naast de scheidingen, zelfdodingen en dergelijke valt in de sensatie-media echter een ding op waar nog nauwelijks of geen onderzoek naar is gedaan. Vrijwel alle winnaars ondervinden veel druk vanuit hun omgeving. Ze ontvangen soms honderden bedelbrieven. Die zijn lastig en/of storend, maar ze zijn te negeren.
Het zijn vooral familie en vrienden die vinden recht te hebben op een deel van de winst. Bij sommige verhalen komt de invloed van die druk op de uiteindelijke problemen duidelijk naar voren. In de meeste verhalen lees je die echter slechts tussen regels.
Alles overziend kun je dus het beste een online spel spelen. Daar heb je een veel hoger uitbetalingspercentage. Maar bovendien heb door je zelf bepaalde hoogte van je inleg min of meer ook controle over de hoogte van je winst. Tenzij je een progressieve jackpot wint natuurlijk.
Gebruikte onderzoeken onder andere:
Het uitbetalingspercentage is zoals hierboven beschreven het bedrag van de inleg dat wordt vrijgemaakt voor geldprijzen. Andersom wordt het ook wel het huisvoordeel genoemd. In sommige gevallen zijn de percentages te berekenen (zoals bij roulette), in andere gevallen worden ze opgegeven door spelfabrikanten of casino's.
Er zijn bijna overal ook wettelijk vastgelegde minimale uitkeringspercentages. In Nederland moet bijvoorbeeld een gokkast in een café minimaal 60% van de inleg uitbetalen.
Onderstaande percentages verschillen soms in de praktijk. Bij fruitautomaten is het percentage bij het ene spel hoger of lager dan bij een ander spel. Loterijen kunnen tussentijds het uitbetalingspercentage aanpassen, maar moeten dat dan altijd vermelden.
Bij een loterij ligt het prijzen uitkeringspercentage vast. Verkoopt de Staatsloterij voor 100 miljoen aan loten dan komt er dus 70 miljoen in de prijzenpot. Bij spellen is het lange termijn gemiddelde, omdat het afhankelijk is van spelbeurten.