Overheden en hulpverleners denken dat online gokken schadelijk is. Ze richten al hun aandacht op gokproblemen. Maar is dat terecht? Meerdere onderzoeken geven een genuanceerder beeld. Ze wijzen erop dat je niet zomaar kunt concluderen dat online gokken tot grote problemen leidt.
De groep internetgokkers is daarvoor veel te verschillend. De invloed en toename van de spelmogelijkheden (apparaten waarop gespeeld kan worden) zorgen ook voor verschillen. En als er dan gokproblemen zijn, kijken veel onderzoekers daar tegenwoordig realistischer naar.
Bijvoorbeeld door te kijken naar de oorzaak en aanleiding van een verslaving. Of zoals neurowetenschapper/psychologe Judith Grisel schrijft: er zijn waarschijnlijk evenveel manieren om verslaafd te raken, als er verslaafden zijn. En uiteindelijk ook even zoveel dingen waaraan je verslaafd kunt raken.
Vier jaar geleden keken negen wetenschappers naar onderzoeken rondom gokken. Daarbij ging het om sociale, politiek-economische, geografische en culturele aspecten. Maar ook om marketing, ontwerp van gokspelen, locatie van de gokproducten en de gokbedrijven.
Eén van onderzoekers meldde na een eerder onderzoek dat bij legalisering en regulering van gokken te veel wordt gekeken naar de schadekant. Bij het onderzoek uit 2018 is de conclusie ongeveer hetzelfde. Er wordt te eenzijdig naar gokken gekeken.
Bovendien merken ze op dat ideeën vanuit een bepaalde denkrichting (bijv. politiek of religieus ) een te grote rol spelen bij onderzoek. En ze wijzen op een gebrek aan wetenschappelijke nauwkeurigheid.
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat veel factoren een rol spelen bij gokken, en de eventuele problemen die daar uit voort kunnen komen. Het lijkt bijvoorbeeld logisch te veronderstellen dat het aantal spelers met gokproblemen toeneemt als het aantal spelers stijgt. En even logisch lijkt het dat met toename van gokmogelijkheden meer problemen ontstaan.
Maar volgens, bijvoorbeeld onderzoeker Gerda Reith, is die gevolgtrekking onjuist. Er zijn allerlei factoren die de impact temperen.
Bij het maken van gokwetten en -regelgeving kijken veel overheden naar verouderd onderzoek. Bij die onderzoeken gaat het vaak om online gokken met een computer. Maar door technologische vooruitgang en wijdverbreide verspreiding zijn mobiele en andere niet computer-apparaten favoriet bij de huidige online speler.
Er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de relatie tussen online gokken met de computer en andere apparatuur. In de spaarzame gevallen dat er wel naar werd gekeken was het een onderdeeltje in een onderzoek. Dat bovendien vaak plaats vond in een laboratorium. En dan vaak met een gestript gokspelletje dat nauwelijks overeenkomt met de werkelijkheid.
Wetenschappers houden graag een slag om de arm. Ze zijn voorzichtig, vooral met kritiek naar collega’s. Toch zijn er steeds meer onderzoekers die kritiek uiten op onderzoeken en vooral ouder onderzoek.
Niet-realistisch onderzoek in een laboratorium is daarbij slechts een van de kritieken. Dat nauwelijks wordt gelet op de vaak grote verschillen in de gokkerspopulatie is een tweede. Het geen onderscheid maken tussen de gebruikte apparaten is een derde punt. Zo worden meer kritische kanttekeningen geplaatst bij onderzoek. De kritiek komt samen in een conclusie dat te veel onderzoekers zaken niet meenemen in hun onderzoek of deze verdoezelen onder grootheden.
Dat maakt met name het onderzoek uit 2018 interessant. Niet per se vanwege de conclusies. Maar het geeft een uitgebreid beeld van onderzoek naar zaken rondom gokken. Dat toont dat binnen de sociale, politiek-economische, geografische en dergelijke aspecten er grote en kleine factoren zijn om rekening mee te houden.
Het idee dat daaruit ontstaat is ook dat je niet zomaar allerlei ‘conclusies’ uit onderzoeken mee kunt nemen bij een nieuw onderzoek. Verschil in cultuur en landen kunnen een groot verschil maken. Met een conclusie dat arme mensen ander gokgedrag hebben en meer risico nemen moet je voorzichtig omgaan. En bijvoorbeeld het verschil, als dat er is, tussen hen en rijke mensen niet wegstoppen onder één noemer zonder het te benoemen.
We deden al eerder de enigszins boute uitspraak ‘gokverslaving bestaat niet’. Steeds meer wetenschappers hangen min of meer datzelfde denkbeeld aan. Ze houden in hun onderzoek rekening met de soms subtiele verschillen. Ze ontdekken dat het platform (computer, mobiel, tablet e.d.) een verschil maakt. Maar dat leeftijd, maatschappelijke status, werken of studeren, burgerlijke staat en veel meer van dat soort factoren een rol spelen.
Hopelijk komt er ook een tijd dat ze zich niet meer fixeren op de gokker. En dat bij de probleemgokker wordt gekeken naar het individu. Omdat diens voorgeschiedenis een veel grotere rol speelt, dan de keuze (overeten, gokken, drugs e.d.) waarbij een persoonlijk probleem tot uiting komt.