De meeste mensen kennen het woord “slot machine”. In kringen van gokkers is die Engelse term waarschijnlijk favoriet. In Nederland kennen we echter meerdere varianten voor het bedoelde spel.
Daarbij is het woord machine vervangen door automaat of kast. Zoals bij fruitautomaat, gokautomaat en speelautomaat, en gokkast en zelfs fruitkast. Waarbij het wel handig is te kijken naar de omgeving, zoals bijvoorbeeld een Nederlands casino. Want bij een kersenplukker heeft fruitkast vanzelfsprekend een andere betekenis.
“Slot machine” is geen woord, het is opgebouwd uit de woorden “Slot” en “Machine”. Waarbij wij, evenals bijvoorbeeld Duitsers, in dat geval de woorden gemakkelijk zouden samenvoegen, zoals in die gokautomaat.
Het woord “slot machine” bestaat dus uit twee gescheiden woorden. De etymologie daarvan is niet moeilijk, want het zijn vrij eenvoudige woorden. Waarbij wij echter bij het woord slot sneller aan een andere betekenis denken, dan is bedoeld bij het woord “slot machine”.
Het woord slot verwijst daarbij naar de gleuf waarin een gokker een munt moet doen om het spel te spelen. In de geschiedenis van de slot machine zien we het woord verschijnen rond 1900. Dat gebeurde nadat de Canadese Amerikaan Mortimer B. Mills in 1891 een patent aanvroeg voor een sigarettenautomaat die je met munten moest bedienen. Daarna richtte zijn familie zich ook op de gokautomaat.
Het duurde daarna nog een tijdje voor gokautomaten, bedient met geldinworp, naar Europa gingen. De eerste apparaten die in Engeland aankwamen hadden fruitsymbolen. Ze kregen daardoor de naam “fruit machine” en niet lang daarna in Nederland fruitautomaat. Het verschil tussen de Amerikaanse en Engelse naam voor een gokkast bleef bestaan. Het woord “slot machine” is dus vooral Amerikaans.
In Nederland denken we bij het woord slot aan drie betekenissen: kasteel, een einde (bijvoorbeeld van boek of film) en een slot waarin een sleutel past. In die laatste zien we de gleuf waar ook het woord slot machine zijn naam aan dankt. In het verre verleden was die gleuf van een slot veel groter dan die voor een munt. Maar al in 1861 kwam er een dunne sleutel in gebruikt, toen de Amerikaan Linus Yale het cilinderslot uitvond. Daarmee werd de gleuf voor de sleutel ongeveer even groot als later voor de munten van Mills.
Lang daarvoor kenden we in Nederland het woord slot al als sluiting. Daarvan is het rond het jaar 1000, volgens veel taalkenners, afgeleid. Een (af)sluiting, waar we ook de betekenis van ‘een einde’ in kunnen zien.
Tweehonderd jaar later kreeg slot ook de betekenis van een kasteel. Als een verstevigde vesting met een gracht er omheen, dat ongeveer functioneerde als een afsluiting tegen vijanden. In het begin sloeg het woord slot daarbij nog op de houten dwarsbalk die werd gebruikt om de poort af te sluiten. Waarna ook nog de brug over de (slot)gracht omhoog werd gehaald.
Grappig is dat meerdere Nederlandse etymologen naar het Engels wijzen als oorsprong van het woord slot, terwijl Engelsen wijzen naar het Nederlands. In werkelijkheid ontstond het woord waarschijnlijk echter in het Oudfrans of Oudgermaans, of eerder al in het Oergermaans.
Feit is wel dat de Engelsen uiteindelijk meer betekenissen gaven aan het woord slot. Naast de bij ons bekende betekenissen, gebruiken ze het nog voor de hierboven genoemde dwarsbalk. Die mag tegenwoordig overigens ook van metaal zijn en niet alleen een poort afsluiten. Maar bijvoorbeeld ook een raam of deur.
In het Engels gebruiken ze het woord slot ook voor het spoor dat de hoeven van paarden en poten van wolven en andere dieren achterlaten. Meest bijzonder is echter de betekenis in timeslot, dat wij in coronatijd leerden kennen als tijdslot. Het geeft geen sluiting of einde aan, maar juist een periode van open zijn.
Het woord machine lijkt nu wellicht een beetje vreemd bij het gebruik van een gokapparaat. Het beeld van een machine veranderde echter voortdurend in de loop van de tijd. Ooit was het waarschijnlijk een houten constructie zoals je dat in historische films ziet. Daar waar vijanden met katapulten een vesting bekogelden met stenen.
Daarna veranderde de machine geleidelijk van uiterlijk. De betekenis bleef daarbij ongeveer hetzelfde: een apparaat dat werk verzet oftewel een werktuig dat arbeid verricht. En daarmee de mens ontlast. Waar de katapulten wellicht nog door mensen werd gespannen is dat later immers een andere aandrijving. Dat kunnen dieren zijn. Maar in de 17de eeuw werd het stoom, toen de stoommachine zijn intrede deed.
Daarna gaat de ontwikkeling snel. De industriële revolutie zorgt vanaf de 18de eeuw voor allerlei vernieuwingen. Daarbij neemt ook het woord machine een vlucht. Het wordt op allerlei uitvindingen geplakt. Vooral in Nederland, waar we gewend zijn aan het samenstellen van woorden, bij woorden als snijmachine, typemachine en nog veel meer apparaten waarbij menselijke arbeid geheel of gedeeltelijk wordt vervangen.
In Amerika komt daar, na de uitvinding van Mills, eind 19de eeuw het woord “slot machine” bij. Dat eerste apparaat verving inderdaad ook menselijke arbeid. Want tot dan toe moest bij een gokkast altijd een medewerker staan die het in beweging bracht.
Wij noemen zo’n apparaat waarbij geen menselijke arbeid nodig is, een automaat. En dat is dus ook wat gebeurde toen de eerste gokkasten met fruit op de schijven naar Europa kwamen. Die werden dus, zoals gezegd, bij ons fruitautomaten genoemd.
Ok, helemaal automatisch werkten ze nog niet. Mensen moesten er wel een muntje ingooien om de wielen in beweging te zetten. Maar dat was een door de exploitant uit commerciële overweging ingegeven handeling. En lange tijd moest de gebruiker aan een handel trekken, waardoor ook de naam ‘eenarmige bandiet’ in gebruik kwam voor slot machines.
Etymologie kijkt vooral naar de herkomst van woorden. Dat is iets anders dan bovenstaande geschiedenis. Het leuke van het woord “slot machine” is dat beide woorden vanuit hun herkomst al gemakkelijk zichtbaar zijn.
We herkennen mechaniek en machine al in de oudste vorm, mēchanḗ. Dat is een woord in het oudgriekse dialect Attisch, ongeveer rond het begin van onze jaartelling. Daarna kwam het via het Grieks en Latijn naar Frankrijk. Daar staat het in de 14de eeuw in woordenboeken als machine. Daarna volgen in de rest van Europa nog wel enkele andere vormen in schrift, zoals machin en machinas. Maar al vrij snel neemt elke Westerse taal machine of een duidelijk vergelijkbaar woord op in de taal.
Bij het woord slot ligt het iets lastiger. In het vroegste woord, zoals hierboven opgemerkt rond het jaar 1000, is het afgeleid van (af)sluiting. In het toen nog gebruikelijk sclot herkennen we ons huidige vorm slot. In teksten uit de 13de eeuw gaat het dan al over de sloten waarmee vestingen, burchten en kastelen worden afgesloten.
Slot in de betekenis van een einde of beëindiging zien we voor het eerst in de 16de eeuw. Het ging daarbij om bijvoorbeeld het afsluiten van een boekhouding aan het eind van het jaar. Daar hebben we onze uitdrukking ‘per slot van rekening’ aan te danken, wat niet veel meer betekent dan tenslotte of uiteindelijk. Slot… Einde.
Het patent van Mortimer B. Mills waarmee het woord “slot machine” begon, in de betekenis van gokkast (pdf)