Je hebt achttien punten bij Blackjack. Dan is een gepaste opmerking, ‘stand' of ‘ik pas’. Het woord passen, en vervoegingen daarvan, kom je overal tegen. In het casino bij heel veel gokspelen. In dagelijkse situaties gebruiken we het ook regelmatig, wanneer we met iets niet verder willen.
In de kledingwinkel wordt het woord passen in een andere betekenis gebruikt. Daar hebben ze zelfs een paskamer. Dat zou wat zijn bij blackjack. Dat de croupier zegt ‘oh u past, gaat u maar even naar de paskamer’. Daar kun je dan rustig overdenken welke van de strategieën je gaat toe-passen bij de volgende ronde.
De grootmoeder die op haar kleinkinderen past is voorzichtig. Zij loopt niet door het hek waarop staat ‘Pas op voor de hond’. Liever past ze in de maatbeker de juiste hoeveelheid meel af voor een heerlijke appeltaart, zoals alleen grootmoeders die kunnen maken.
Het woord passen heeft dus meerdere betekenissen. En met een voorvoegsel groeit dat aantal nog verder. Hoewel daar ook samentrekkingen bijzitten die niet helemaal juist zijn. Zo komt afpassen waarschijnlijk van afmeten en passen. Het is ingeburgerd, wat bij de samentrekking optelefoneren (opbellen en telefoneren) niet gebeurde.
De gangbare betekenissen van het woord passen zijn: afmeten, in orde zijn en niet meedoen. Die laatste is voor ons natuurlijk het meest interessant. Nu we toch bezig zijn met opsomming kijken we eerst nog even naar Van Dale. Daar geven ze een uitgebreide, omschrijvende lijst bij het woord passen:
In het lijstje van Van Dale valt ons bij (kaartspel) vooral het werkwoord moeten op. Dat suggereert dat de spelregels verplichten dat je past, een beurt voorbij laat gaan (je moet passen). In veel situaties is het echter een vrijwillige keuze, ook bij kaartspelen als poker.
Het woord passen bij kaartspelen is in tijd het laatst doorgevoerde voorbeeld van passen. De betekenis van ‘op iemand passen’ bijvoorbeeld gebruikten onze voorouders al in de 13e eeuw of eerder. Overige betekenissen ontstonden in die zelfde tijd of binnen tweehonderd jaar daarna.
De opmerking ‘ik pas’ bij kaartspelen ontstond bij het populair worden van kaartspelen in de 16e eeuw. Spellen waarbij je een beurt voorbij kunt laten gaan. Zoals bij het Franse vingt-et-un (21-en), waaruit Blackjack ontstaan is.
Het woord passen, in de betekenis van een beurt overslaan, komt dan ook van het Franse woord passer (spreek uit: passee). Dat Franse woord was al veel langer bekend en hangt nauw samen met ons woord passeren. Dat is in feite wat er bij spellen gebeurt, je laat de beurt passeren.
Van de speler rechts van je gaat de beurt direct naar de speler links van je. Als je past wordt jouw beurt overgeslagen. Dat is een alternatieve uitspraak van ‘ik pas’. Je kunt immers bij veel spellen ook zeggen, ‘ik sla een beurt over’.
En er zijn spellen waar juist dat een spelregel is. Bij Monopoly kun je een kanskaart trekken met de verplichting een beurt over te slaan. Wist je trouwens dat er ook een Monopoly video slot bestaat? Bij het originele ganzenbord moet je een beurt overslaan als je in de herberg komt.
We zijn gewend bij de rubriek Etymologie op Onlinecasinoground te kijken naar oude teksten. Dat doen taalkundigen ook om een vroegste gebruik van een woord of uitdrukking te vinden. Bij het woord passen is zo’n zoektocht moeilijk, doordat het zoveel verschillende betekenissen heeft.
Woordenboeken zijn meestal een interessant alternatief. In vele daarvan komt het woord passen voor en met talrijke betekenissen en voorbeelden. Een van de vroegste met een verwijzing naar het kaartspel is het Frans – Nederlands woordenboek van Pieter Marin. In de vierde druk uit 1762 vinden we: passer – passen, zijn kaarten neerleggen.
Interessante toevoeging daarbij is de verwijzing naar het oude Franse spel Lanterlu. In dat spel zou de uitdrukking “renoncer a l'enjeu” (afstand doen van het spel) voorkomen. Passen bij kaarten komt overigens niet voor in het Nederlands – Frans woordenboek uit datzelfde jaar.