We weten allemaal wat een jackpot is en we hopen allemaal dat we hem ooit winnen. Vooral als het lekker vol zit. Maar hoe zit het etymologisch met de jack en de pot en hoe kwamen ze samen in het woord jackpot.
Het woord Jackpot bestaat uit twee delen. We hebben de jongensnaam Jack en het vaatwerk waar je iets in kunt doen. Het is interessant om die twee woorden in het woord jackpot even uit elkaar te houden.
Want kijken we naar het woord Jack dan zijn daar een aantal leuke opmerkingen over te maken. Volgens bijvoorbeeld enkele Nederlandse taalkundigen is Jack voortgekomen uit de verkleinvorm van Jan, dus Jantje. Terwijl de meeste buitenlandse taalvorsers de oorsprong bij het Latijnse Iacobus leggen, Jacobus dus. Van daaruit kwam het rond 1200 via het Franse Jacques naar het Engelse Jack.
De Engelsen zelf zien echter ook een relatie met de jongensnaam John. Het zou daaruit ongeveer rond 1400 zijn voortgekomen als naam voor jongens en mannen uit lagere sociale klassen. Al snel daarna gebruikt men het woord Jack daarna als voorvoegsel, vaak om enige minachting aan te geven.
We denken dan al snel aan het Jackass (= klootzak). Maar Engelsen kennen talrijke woorden en uitdrukking met Jack. Vanaf de 16de eeuw gebruiken de Engelsen al Jack-pudding voor het aanduiden van een hansworst (een belachelijk persoon). Ongeveer vanaf diezelfde tijd is Jack-ashore een bijvoeglijk naamwoord dat ze gebruiken voor iemand die enigszins beneveld door drank roekeloos veel geld uitgeeft. En een Jack-sauce is een brutale kerel.
Naast allerlei wat negatieve woorden kwamen er ook meer neutrale woorden. Of woorden die nu neutraler en positiever klinken dan ze wellicht oorspronkelijk waren bedoeld. Kort na het ontstaan van de Union Flag (de vlag van de vereniging van Engeland en Schotland) ontstaat in 1670 de Union Jack. In die samentrekking voor de vlag van een vakbond herkennen we Jack weer als minachtend en een verwijzing naar de lagere klasse van die tijd.
Maar Jack-off-all-trades is positiever. Het is oorspronkelijk een ‘arbeider’ die meerdere vaardigheden beheerst.
Veel taalkundigen hebben moeite uit te leggen wat het woord Pot betekent. Van Dale houdt het op ‘aarden, glazen of metalen vaatwerk’. Maar dat het onderdeel kan zijn van een afwas zegt weinig. Meer kenmerkend is dat het gaat om een voorwerp dat iets kan bevatten. En dat overigens meestal cirkelvormig is.
Het woord Pot kwam ongeveer in dezelfde tijd als Jack, dus rond 1200, in het Nederlands en Engels. In de loop van de tijd kwamen er afgeleide betekenissen, zoals pot voor een lesbische vrouw en als straatnaam voor marihuana. Er het werd onderdeel van (werk)woorden zoals oppotten; een woord dat ons dichter bij het woord jackpot brengen.
De meeste geschiedenisboeken leggen de oorsprong van het woord Jackpot bij een kaartspel. Bij het pokerspel ‘Jacks or Better’ zouden de woorden Jack en Pot rond 1870 bij elkaar zijn gekomen. Spelers moeten voor een ronde begint geld inleggen, in de figuurlijke pot.
Een beurt kan echter pas starten wanneer een speler twee boeren heeft of een hoger puntenaantal. Wordt er gespeeld en gewonnen dan krijgt de winnende speler de gehele totale inleg, dus ook van eventueel voorgaande niet gespeelde rondes. In dat laatste geval kun je spreken van een opgepotte jackpot.
Dat zou dus de oorsprong zijn van het woord Jackpot. Maar ook hierbij willen we de woorden nog even uit elkaar halen.
Het kaartspel ‘Jacks or Better’ verwijst naar de vier boeren in het spel. In plaats van de J gebruikten Engelstalige kaartmakers lange tijd een Kn, voor Knave (= schurk). In de lagere klasse begon men vanaf halverwege de 17de eeuw echter het woord Jack te gebruiken. Vooral omdat de afkorting van Kn dicht bij de K van King lag.
Het duurde daarna nog honderd jaar voor kaartmakers de Kn op kaarten vervingen door een J. Het was waarschijnlijk Samuel Hart die dat als eerste deed in 1863. Zeven jaar dus voor het vermeende ontstaan van de samenstelling Jackpot.
Het inleggen van geld of andere zaken bij kaarten en dobbelen is al heel oud. In het begin lag de inleg mogelijk gewoon op tafel of op de grond. Geleidelijk ging met over op schalen en potten. Daarvan zijn al voorbeelden te zien ver voor onze jaartelling op vazen, muurschilderingen en schilderijen.
Op een zeker moment maakte het niet meer uit of er een fysieke pot werd gebruikt of niet. Het geld dat op tafel ligt als inleg wordt de pot genoemd. En of er een fysieke pot op tafel komt hangt nog steeds nauw samen met de spelsituatie. Soms wordt begonnen zonder fysieke verzamelaar en komt er alsnog een schoteltje op tafel om de inleg, meestal munten, bij elkaar te houden.
Jackpot was eind 20ste eeuw synoniem voor geluk en blijheid. Wanneer je de pot leeg mocht halen bij ‘Jack and Better’ of in ons land bij Toepen was dat fijn. Het woord Jackpot wordt al snel ook bij andere situaties gebruikt. Meestal positief. Maar ook negatief, wanneer de jackpot bijvoorbeeld verwijst naar de gevangenis of op zijn minst problemen met de politie.
Wij houden het vanzelfsprekend positief. In 1925 introduceerde fabrikant Herbert Mill de jackpot in zijn fruitmachines. Wanneer er drie symbolen van een bepaalde soort op een rij stonden, sprak men van een jackpot. Later kwam de dubbele jackpot. En nog weer later de progressieve jackpot, waarbij een casino meerdere slot machines met elkaar verbond.
Het woord Jackpot is altijd een beetje blijven hangen rond goksituaties. Slechts af en toe kom je het ook tegen in andere situaties. Vooral echter in Engelstalige landen. Heb je een goede partner gevonden, een leuke nieuwe baan of iets anders waar je enthousiast over bent, dan zeggen zij ‘you hit the jackpot’.
Wij zeggen en gebruiken dat bij die situaties in het Nederlands niet. Maar wel ongeveer als we bij een spelletje op een slot machine of bij een loterij de jackpot winnen.