Vanaf de Tweede Wereldoorlog is veel onderzoek gedaan naar de achtergronden van gokgedrag. Regelmatig werd daarbij gekeken naar conditionering. Kort geleden zou met zo’n onderzoek zijn aangetoond dat de fruitautomaat het meest verslavend is.
Conditionering van kamelen beschreven door Leo Africanus in 1557 (vertaling uit 1665)
Conditioneren is het door voorwaarden (condities) afhankelijk maken van iets of iemand. Het bekendste voorbeeld is de hond van Pavlov, waarbij we spreken van de Pavlov-reactie. De Russische psycholoog Igor Pavlov was de eerste die het fenomeen conditioneren benoemde. Dat het werkte was toen al honderden jaren bekend.
In 1938 introduceerde de Amerikaanse psycholoog B.F. Skinner de term operante conditionering. Dat was twee jaar na het overlijden van de Rus Igor Pavlov.
Bij gewoon conditioneren verbindt iemand twee voorwaarden (prikkels) met elkaar. De hond van Pavlov kreeg eten (voorwaarde 1) als er een belletje ging (voorwaarde 2). Na korte tijd liep het water de hond al in de mond als hij het belletje hoorde. Voorwaarde 2 was door de hond geassocieerd met voorwaarde 1, zonder dat hij daarna ook per se eten kreeg.
Operante conditionering werkt met beloning en straf. Daarmee verbindt een persoon of dier een handeling met iets fijns of iets vervelends. Een beloning zorgt er voor dat iemand de handeling daarna vaker uitvoert; een straf vermindert de handeling.
Skinner deed zijn onderzoek met duiven. Ze kregen voedsel (beloning) wanneer ze tegen een schijfje tikte (handeling). Dat gebeurde niet altijd, het voedsel kwam een willekeurig (random) aantal keren in hun voederbakje. De ene keer wel, meerdere keren niet. De duiven wisten echter dat, als ze vaak genoeg tikten, er uiteindelijk voedsel zou komen.
Na Skinner zijn er velen geweest die soortgelijk onderzoek deden; Skinner zelf overigens ook. Kort geleden deden enkele onderzoekers van verschillende universiteiten dat ook weer met duiven. De onderzoekers vroegen zich daarbij bijvoorbeeld af hoe en waarom sommige mensen uren achter elkaar aan een gokmachine zitten, en door blijven spelen terwijl ze per saldo verliezen.
Jennifer Laude en haar collega’s van de Universiteit van Kentucky gebruikten duiven om te kijken naar impulsiviteit. In hun onderzoek lieten ze duiven kiezen uit twee mogelijkheden: een lage kans op 10 stuks voedsel en een 100% kans op 3 stuks. De duiven kozen meestal de slechte kans.
De onderzoekers vroegen zich af of het kiezen voor de slechte kans te maken had met impulsiviteit. Ze vervolgden het onderzoek met een klassieker uit de psychologie: de uitgestelde beloning. Het is de keuze tussen direct de kans op een kleine beloning of altijd een grote beloning later. De tijd die iemand kan wachten op de grote beloning, bepaalt de mate van impulsiviteit. Langer wachten betekent minder impulsief.
De meeste duiven bleken vooral impulsief. Ze kozen liever voor direct een beetje voedsel, dan veel voedsel waarop ze 20 seconden moesten wachten. Bij het onderzoek met duiven leidde dat tot de conclusie dat de duiven meer waarde hechten aan mogelijk winnen, dan aan een optimale kans op winnen. Het leek erop dat duiven de betere kans niet eens in overweging namen.
Het is volgens de onderzoekers een fenomeen dat ze ook waarnemen bij probleemgokkers. Die staan niet stil bij hun verliezen en gaan door met spelen, jagend op een zelden voorkomende winst. In de psychologie heet dat een stoornis in impulsbeheersing, een zogenaamde dwangstoornis.
Bij een ander onderzoek keken enkele wetenschappers uit Nieuw Zeeland en Duitsland naar hersencellen in de prefrontale cortex bij het gokken op een fruitautomaat. De prefrontale cortex is betrokken bij het nemen van beslissingen, plannen en de hierboven aangehaalde impulsbeheersing.
Dit onderzoek werd ook gedaan met duiven. Er was een kamer gebouwd met zwarte muren. Daarin stond een computermonitor met ervoor een transparant aanraakscherm om de reacties van de duiven te registreren. Op de computer draaide een programma dat sterk leek op een fruitmachine met vier afbeeldingen op een rij. Zelfs de hendel was als functie meegenomen.
De onderzoekers ontdekten dat er vier typen neuronen actief waren bij hun gokkast-achtige experiment. Bij een type neuronen liep de activiteit lijnrecht omhoog wanneer de kans op beloning dichterbij leek te komen. Andere neuronen ‘vuurden’ bij een vier op rij (four of a kind).
Mensenhersenen en vogelhersenen (donker gedeelte is resp. PFC en NCL)
En tenslotte waren er neuronen die hun activiteit veranderden als duidelijk werd dat er geen beloning meer kwam. Belangrijk voor het onderzoek was dat bij het laatste type neuronen de voorafgaande resulaten een rol speelden. Dat bevestigt namelijk eerder wetenschappelijk onderzoek naar gokgedrag. De resultaten tonen overigens ook de overeenkomende functie aan van de prefrontale cortex van mensen en andere primaten en de NCL (coudolaterale nidopallium) van vogels.
In veel berichten met als titel “fruitautomaat het meest verslavend” (of daarop lijkend) verwijst men vaak ten onrechte naar bovengenoemde onderzoeken. Dat komt bij het laatstgenoemde onderzoek wellicht doordat de onderzoekers de samenvatting van hun rapport beginnen met ongeveer de uitspraak dat de fruitautomaat het meest verslavend is. Maar in het rapport komen ze daar niet op terug.
Het woord verslavend en soortgelijke woorden komen in beide rapporten slechts enkele keren voor. Maar de onderzoekers concluderen nergens dat de fruitautomaat het meest verslavend is. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat die conclusie niet getrokken zou mogen worden.
De onderzoekers van het tweede onderzoek verklaren wel waarom hun fruitautomaat-experiment met duiven weinig verschilt van een gokkast in de casino-omgeving. Gokken met een fruitautomaat is zo eenvoudig en vereist zo weinig hersenactiviteit, volgens hen, dat zelfs duiven het kunnen. Een verschil tussen een gokker en een duif is echter dat de duif geen irrationeel gedrag vertoont. En er stond voor de duiven niets op het spel. Bij de gokker is dat wel het geval. In de meeste gevallen gaat hij of zij immers met minder geld naar huis dan waarmee hij naar het casino kwam.
Skinner merkte daarover in zijn boek ‘Science and Human Behavior’ al op dat winst of verlies niet uitmaakt voor een gokker bij een fruitautomaat. De gokker speelt in de meeste gevallen toch door. Niet gestimuleerd door geldelijk gewin, maar door iets anders, bijvoorbeeld dopamine. Waarschijnlijk was het dus Skinner die jaren geleden al wist dat de fruitautomaat het meest verslavend is.