Stel je zit in een casino. Je hebt zojuist flink wat geld verloren en reageert je frustratie af op de croupier. ‘Ach man, jij bent zo stom als het achtereind van een paard’. Ok, je had eigenlijk varken moeten zeggen. Maar onbewust zag je de mans gebit en maakte de freudiaanse verspreking. Een bijzondere, want het woord croupier komt etymologisch gezien van de kont van een paard.
Het woord croupier is afgeleid van het Franse woord crouppe, dat waarschijnlijk al duizend jaar oud is. In het begon stond dat woord voor het achterste van een paard. Sommige woordenboeken maakten daar kont van. Maar het verwijst naar de zogenaamde achterhand van het paard. Dat is alles van het paard achter de lendenen, grofweg de achterbenen en alles wat zich daar direct boven bevindt.
het woord croupier in de tekst van Paul Scarron
Wilde iemand met een ruiter meerijden, dan moest die persoon op de crouppe zitten. Degene die achterop zat noemde men dan de crouppier. De term kwamen historici voor het eerst tegen in het boek Le Romain Comique van toneelschrijver Paul Scarron. Daar staat in de eerste uitgave van 1657 ‘chevaucheur crouppier’. Het gebruik van de uitdrukking is vanzelfsprekend ouder dan de vastlegging door Scarron.
Eind 18e eeuw is men het woord crouppe en crouppier met één p gaan schrijven. Dat is goed te zien in de Dictionaire Universel van Antoine Furetière. In de allereerste uitgave van 1690 en enkele uitgaven daarna staan de woorden nog met twee p’s geschreven. In de uitgave van 1701 met slecht één p.
Het woord Chevaucheur is inmiddels ook veranderd tot cavalier. In sommige moderne etymologieboeken staat bij verwijzing naar het verleden daarom ‘cavalier croupier’, maar zo stond het dus niet in de oorspronkelijke bronnen.
Van de persoon die achterop meerijdt op het paard wordt de croupier geleidelijk een assistent. In het begin in de figuurlijke zin als ‘iemand die achter een ander staat’. Het woord croupier werd toen voornamelijk gebruikt in de zakelijke omgeving.
In het genoemde woordenboek van 1690 wordt hij omschreven. De croupier is dan een geheime partner in een overeenkomst, bijvoorbeeld bij de aankoop van een boerderij. In latere woordenboeken en literaire uitgaven zie je de rol van de croupier, nog steeds in de zakelijke omgeving, veranderen.
Het is dan de persoon die bijvoorbeeld een aandeel in de winst heeft bij een verkoop. Meestal blijkt het een persoon die eerder financieel heeft bijgedragen. In die teksten kom je het woord croupier dan ook vaak tegen in samenhang met de woorden geld en bank, niet een speelbank.
Maar daar gaat het natuurlijk wel naar toe, want want wij kennen de croupier tegenwoordig alleen nog in de spelomgeving. We zien iets in die richting voor het eerst omschreven in de vijfde uitgave van het woordenboek van de Academie Francaise uit 1798. Daar staat: ‘Celui qui est de part au jeu avec quelqu'un qui tient la carte ou le dé’ (degene die in het spel staat met iemand die de kaart of de dobbelstenen vasthoudt).
In hetzelfde boek staat ook ‘Il a gagné beaucoup au jeu, mais il n'en profite pas seul, il a bien des croupiers‘ (Hij won veel in het spel, maar hij profiteert niet alleen, hij heeft veel croupiers). Het woord croupier verwijst dan naar aandeelhouders.
Er zijn etymologische bronnen die menen dat het woord croupier, in zijn huidige betekenis, al voorkomt in 1791. Overigens zonder een bron te vermelden. De betekenis zou dan iets zijn als medewerker van een casino.
De Fransen zelf verwijzen echter als vroegste bron van croupier bij een kaartspel naar het genoemde boek uit 1798, en dan nog slechts als assistent of helper van de speler bij het spel. De croupier in de betekenis van uitdeler van de kaarten en werper van het roulette balletje, zou er dus ook volgens de Fransen pas later zijn.
De formulering in het oude Franse woordenboek is overigens wel leuk. Want die zou je kunnen lezen als ‘iemand die achter een ander staat’, figuurlijk opgepakt een verwijzing naar de vroege betekenis.
Wij gaan hier natuurlijk niet beweren dat de geleerde heren en dames van de etymologische boeken het fout hebben. Maar we kunnen ons de verwarring wel voorstellen. In 1932 verschijnt het etymologisch woordenboek van Walther von Wartburg en Oscar Bloch. Zij schrijven bij het woord croupier: celui qui dans une maison de jeux, dirige les parties (degene die in een gokhuis de partijen leidt).
Die betekenis komt in de buurt van de huidige betekenis. Maar de tekst komt volgens hen uit een heruitgave uit 1797 van de Dictionaire Universel van Antoine Furetière. We hebben alleen vroegere herdrukken van dat boek, dus we konden het niet nagaan. Maar het lijkt ons sterk. Want in geen enkel woordenboek uit dit tijd komen we de bedoelde uitleg tegen.
De uitleg van het woord croupier in het boek van Boiste
Een halve eeuw later, in een heruitgave uit 1851 van het woordenboek van Pierre Boiste (1765-1824), staat: ‘associé de jeu, d'usure; assistant du banguier à la bassette, etc.’ (behorend bij het spel, assistent van de bankier bij Bassette, etc). Zou et cetera hier slaan op de huidige betekenis … nee natuurlijk niet.
De eerste letterlijke uitleg van het woord croupier in onze huidige betekenis zien we in (etymologische) woordenboeken van rond 1900. In het woordenboek van Marcel Devic uit 1878 niet en niet in het etymologisch woordenboek van Auguste Brachet uit 1870. In dat laatste boek staat weer ‘celui que lón associe au jeu, que l'on prend en croupe avec soi’ (degene die we associëren met het spel, …).
Pas in bijvoorbeeld het etymologisch woordenboek van Léon Clédat uit 1914 zien we het woord croupier weer uitgelegd als: celui qui assiste ou remplace le banquier dans une maison de jeu' (degene die in een gokhuis de bankier bijstaat of vervangt). Het is het nog niet helemaal, maar het komt in de buurt.
Vrijwel aan het begin van deze tekst schreven we ‘het woord croupier is afgeleid van het Franse woord crouppe’. Dat klopt, maar het woord crouppe komt niet uit de lucht vallen. Dat woord is overgenomen van het Duitse woord kropf. Dat betekent onder andere bult (die aan de achterkant van het paard?)
We gingen er tot nu toe vanuit dat de oorsprong van het woord croupier in Frankrijk ligt. En dat ligt het natuurlijk ook. Maar als zij het uit het Duits hebben overgenomen is het wellicht ook leuk even daar en in Nederland te kijken. Hoewel, het gaat om het woord croupier en dat hebben we vanuit het Frans voldoende bekeken.
Ok, toch even in Nederland gekeken. Een van de vroegste vermeldingen is die van Lodewijk Meyer. In zijn boek Woordenschat uit 1669 schrijft hij bij het woord croupier (met één p): staertriem, paerdestaertriem (zie afbeelding in de header). Daarin herkennen we weer de meest oorspronkelijke betekenis, het achtereind van het paard. Tegenwoordig is de croupier natuurlijk gewoon de man (of vrouw) die de kaartjes draait en de stapel fiches hopelijk jouw kant opschuift! Leuke baan trouwens voor casinoliefhebbers, heb je er wel eens aan gedacht om croupier te worden?
Voor de bronnen verwijzen we naar de tekst. Vrijwel alle genoemde boeken zijn beschikbaar.
Geïnteresseerd in meer casino-etymologie? Lees dan ook over ‘het woord casino‘, ‘het woord gokken‘ of ‘het woord loterij‘. Voor al onze geschiedenisartikelen klik je door naar deze pagina.