Lange tijd werden de hersenen beschouwd als een belangrijk orgaan, maar vooral ook als een grijze, bewegingsloze massa. Dat er een ontwikkeling in de hersenen was bij opgroeiende kinderen, daar kon men zich wel iets bij voorstellen. Rond 1900 merkte de histoloog Santiago Ramón y Cajal op dat ‘hersenen nog kunnen veranderen nadat iemand volwassen is’. Dat kwam volgens hem door ‘neurale plasticiteit’. Jaren later, in 1948, gebruikte de Poolse neurowetenschapper Jerzy Konorski het woord…